Bij dyslexie ook wel woordblindheid genoemd, denken mensen al snel aan slecht kunnen lezen en veel taalfouten maken. En veel dyslectische studenten lopen hier ook tegen aan. Maar dyslexie is meer dan dat en kan ook als kracht ingezet worden.
Veel mensen denken met hun linke hersenhelft. Dyslectici denken vooral met hun rechterhersenhelft. Er is een sterker voorkeur om met deze hersenhelft informatie te verwerken. In de linkerhersenhelft wordt taal verwerkt, daardoor hebben mensen met dyslexie moeite met talen, zoals dat iemand een dominante linkerhersenhelft juist minder goed is in muziek, alleen valt dat minder op binnen het schoolsysteem. Dyslectici denken daardoor op een andere manier. Dit heet conceptueel denken. Cora (49) heeft nooit op school mee kunnen komen in vakken als Nederlands en Engels, maar bij vakken als drama en handvaardigheid steeg ze boven iedereen uit.
Conceptueel denken wordt ook wel beeld denken genoemd. Niet alle conceptueel denkers zijn dyslectisch. Andersom geldt dat wel. Alle dyslectici zijn conceptueel denkers. Veel conceptuele denkers zijn hoog gevoelig.
Dyscalculie wordt heel vaak ondergesneeuwd door dyslexie en is veel minder bekend dan dyslexie. Iemand met dyscalculie heeft moeite met getallen, statistieken en hoeveelheden. Daardoor is het leren van rekenprocessen ook erg lastig of soms zelfs bijna onmogelijk. ‘als ik cijfers zie begint het mij te duizelen. Het is net een soep met cijfers.’ Talitha (24)
Indien een leerling een hardnekkige achterstand heeft ten aanzien van leeftijds- of leerjaargenoten in het vlot/accuraat oproepen van rekenfeiten en /of het leren en vlot/accuraat toepassen van rekenprocedures, noemen we dit dyscalculie.
Wat de oorzaak van dyscalculie is, weten we eigenlijk niet helemaal. We weten dat het een neurologisch probleem is en dat het mogelijk ook te maken heeft met het korte- termijn geheugen. Een deel van de studenten met dyscalculie leert rekenen door extra hulp en andere methodes. Maar de helft van deze studenten behoudt de problemen met rekenen. ‘Je kan mij uitleggen hoe breuken werken en dan snap ik het ook, maar als ik het vervolgens alleen moet doen dan krijg ik een error in mijn hoofd en ben ik vergeten wat de docent mij uitgelegd heeft. En het verschil tussen bijvoorbeeld 45 en 54 of 69 en 96 zijn erg lastig.’ vertelt Bente (20)
Dyslexie en dyscalculie is erfelijk. Er zit een foutje in de genen. Als een van de ouders of beide ouders dyslexie of dyscalculie heeft, is de kans groter dat er een kindje met dyslexie geboren wordt maar dit hoeft niet altijd zo te zijn.
Zowel bij dyslexie als dyscalculie is er sprake van vergelijkbare processen die in verschillende hersengebieden plaatsvindt, zoals:
Moeite met het koppelen van klank aan een letter (fonologische verwerking) of het koppelen van hoeveelheden aan een teken. Ook is er moeite met het onthouden, automatiseren en ophalen van informatie. Dit geldt natuurlijk ook voor het inzicht in, en de toepassing van rekenen en taalprocedures. Ook zijn er algemene kenmerken die voorkomen bij dyslexie en dyscalculie maar ook bij AD(H)D en autisme:
Vaak beginnen de klachten van dyslexie en dyscalculie al in groep 3, op het moment dat de leerling dat een jaar of 7 is. Ze kunnen bepaalde woorden niet lezen, maken veel fouten tijdens het schrijven of ze hebben meer moeite met rekenen. ‘ik bleef in groep 3 met lezen hangen op AVI 3’ vertelt Lucas (22) ‘terwijl rekenen mij juist heel goed af ging.’
De kinderen die deze klachten hebben, worden vaak via een interne begeleider van school, of via de jeugdarts, doorgestuurd naar een specialist: Een psycholoog of orthopedagoog. Er is dan een intakegesprek en daarop volgen verschillende testen. Er wordt dan getest op het niveau van lezen en schrijven of rekenen. Als je onder 12 jaar getest wordt, wordt er ook gekeken naar wat school en ouders aangeven waar de leerling tegenaan loopt. Vervolgens volgt nog een IQ test zodat de specialist zeker weet dat er geen andere oorzaak is voor de klachten. Zo ontdekte ze Lucas dat hij dyslectisch en hoogbegaafd is.
Scholen mogen zelf bepalen welke hulpmiddelen ze inzetten in begeleiding. Om voor hulpmiddelen in aanmerking te komen, moeten leerlingen vanaf de middelbare school wel een verklaring hebben. In de verklaring staat waar de moeilijkheden bij de student zitten en welke hulpmiddelen zij kunnen krijgen.
Op de basisschool krijgen leerlingen, die moeite hebben met lezen, gerichte ondersteuning. Sommige scholen hebben ook een zorgplan. In dit zorgplan staat hoe die basisschool omgaat met dyslexie en dyscalculie.
In het voorgezet onderwijs kan er op verschillende manieren rekening gehouden worden met de leerling. Denk aan toetsen mondeling doen, extra examentijd, een computer met spellingscontrole of extra begeleiding.
Als iemand dyscalculie of dyslexie heeft, betekend dat niet dat die persoon dom is of geen zin heeft om te leren. De informatie word anders en meer moeizaam verwerkt waardoor er problemen ontstaan. Het heeft niks met IQ te maken.